Een volwassen zalm trekt vanuit zee stroomopwaarts om zich voort te planten. Het is een zeer goede zwemmer die duizenden kilometers kan afleggen. De zalm kan ook heel hoog springen om hindernissen te nemen. Wel tot anderhalf meter boven water. Dat is helaas niet genoeg om hoge dammen en brede dijken te passeren. Gelukkig wordt er ook in ons land gewerkt aan oplossingen.
Volwassen zalmen paaien stroomopwaarts, in zoet water. In snelstromende beken en rivieren. In hetzelfde zoete water brengen de jonge zalmpje hun eerste levensjaren door, voor ze naar zee trekken. Hier vinden ze voldoende voedsel om flink te groeien. Zodra ze groot en sterk genoeg zijn keren ze terug naar hun geboortegrond om te paaien, eitjes te leggen en te sterven. Daarmee is de levenscyclus rond.
Volwassen zalmen trekken in principe het hele jaar stroomopwaarts vanuit zee. Ze kunnen tot enkele maanden in de benedenrivier verblijven, voordat ze verder trekken. De piek in de stroomopwaartse trek ligt tussen juni en augustus. Paaien doen ze namelijk in november en december. Dit gebeurt in snelstromende beekjes of (zij)rivieren met een kiezelbodem. Bijzonder is dat de zalm zich hiervoor naar zijn geboorteplek trekt. Dit wordt ‘homing’ genoemd. Na het paaien sterft het merendeel van de zalmen.
De jonge zalm groeit de eerste jaren op in het zoete rivierwater, vlakbij de paaiplaats. Wanneer een zalm ouder (een smolt) wordt, zwemt hij stroomafwaarts naar het estuarium (brakke overgangszone tussen zout en zoet water). Ondertussen neemt zijn zouttolerantie geleidelijk toe. Een smolt van twaalf tot vijftien centimeter kan zich in het estuarium binnen 24 uur aanpassen aan de zilte zee. In het voedselrijk zeewater groeit de zalm snel. Hij trekt tot ver uit de kust, tot aan Groenland toe, om uiteindelijk weer terug te keren naar de rivieren.
Op zijn reis van zout naar zoet water komt hij veel obstakels tegen. De geboortegrond bereiken wordt een lastig verhaal. Paaien wordt dan ook een ware uitdaging voor de zalm. Omgekeerd kunnen de jonge zalmen om dezelfde redenen zee steeds moeilijker bereiken. Gelukkig wordt hier aan gewerkt. Bijvoorbeeld door dammen op te ruimen. Sluizen (deels) open te zetten én dijken passeerbaar te maken.
Het uiterlijk van een zalm is afhankelijk van het levensstadium. De uit het ei gekomen jonge zalmpjes worden eerst ‘fry’ en later ‘parr’ genoemd. Parrs hebben donkere ovale vlekken aan weerszijden. Het volgende levensstadium, op weg naar volwassenheid, heet ‘smolt’. Bij zijn metamorfose van parr tot smolt verandert de zalm om zich aan te passen aan het toekomstig leven in zout water.
De ovale vlekken verdwijnen en de zalm krijgt een zilverachtig uiterlijk, met een blauwgroene tint. Op zijn rug heeft hij zwarte plekjes in de vorm van kruisjes. Achter zijn rugvin heeft de Atlantische zalm een tweede vinnetje zonder vinstralen, de zogenaamde vetvin. Hiermee onderscheidt hij zich van de meeste andere vissen.
Tijdens de trek van de volwassen ‘zoutwaterzalm’ naar de zoete paaiplaats verandert hij opnieuw. Zowel het vrouwtje als het mannetje wordt donkerder. Het mannetje krijgt bovendien rode tot bruinachtige vlekken op zijn kop en aan zijn flanken. Zijn vetvin groeit en aan het uiteinde van zijn onderkaak verschijnt een haak (kype). Beide gooit hij in de strijd om een vrouwtje aan de haak te slaan. Hoe groter de haak en vetvin, hoe fitter de vis is. Voor vrouwtjes zijn dit belangrijke signalen: alleen de sterkste mannetjes zorgen voor gezond en sterk nageslacht.
Oeps! We konden je formulier niet vinden.